De zee van Azov bracht ons even terug bij het besef dat we op vakantie waren. De telefoons met de ambassade en het thuisfront waren behoorlijk hectisch geweest en we moeten waarschijnlijk alletwee nogal overstuur geklonken hebben. We hadden er immers alle twee even genoeg van, en het halsstarrige gezicht van de douanier had ons niet kunnen troosten. Die duik in de zee hadden we hoedanook dik verdiend. We beseften stilaan wel dat ieder moment langer in Rusland ons ook veel geld kon gaan kosten...
Maar toen we verder reden naar Krasnodar was ons humeur er op vooruit gegaan.We besloten het vanaf nu wat rustiger aan te doen; we hadden enkele zware dagen achter de rug en degene die voor ons lagen gingen er waarschijnlijk niet beter op worden.
We stopten in Temrioek bij het vallen van de avond en checkten in een uiterst bizar hotel. Het was er erg donker, de mensen deden er erg vreemd en er hing een raar sfeertje. Mijn persoonlijke overtuiging is dat het een hotelletje is waar er een keer in de maand mensenvlees gegeten wordt, maar harde bewijzen heb ik niet gevonden.
's Ochtends zijn we begonnen aan een fax voor de Belgische ambassade (ter attentie van de vriendelijke Zep Honselaar) en hebben gepoogd die in Temrioek gefaxt te krijgen. Na veel vijven en zessen is dat ons dan uiteindelijk ook gelukt en konden we 's middags (nog in een stuk) vertrokken naar Krasnodar, de stad waar we onze hoop op moesten verstigen.
Krasnodar is een grote stad. Geen onaangename, maar we kwamen er niet voor ons plezier, maar voor administratieve zaken. De zoektocht naar een hotel verliep redelijk moeizaam, zoals gewoonlijk hadden we aan de rand van de stad een stadsplan gekocht en probeerden we het hart van de stad te begrijpen en te overwinnen. De hotels waren duur en we bleven wat rondlopen op de grote boulevard, waar ook ergens het MID of Ministerie van Buitenlandse Zaken moest zijn. Aan een of ander hotel werden we aangesproken door een klein Russisch vrouwtje die aanbood om bij haar te logeren, voor een redelijke prijs - nog altijd duur, maar toch goedkoper dan de hotels in de stad. We besloten haar aanbod aan te nemen en morgen weer verder te kijken. Dina Fjodorovna was een vreemde vrouw. Overdreven vriendelijk en toch ook niet echt, sloeg ook voortdurend kruisjes over ons heen. Ze onderzocht onze paspoorten en zei dat we wel in orede zouden zijn met onze paspoorten omdat we anders niet tot in Krasnodar geraakt zouden zijn...
Ze woonde piepklein, redelijk aangenaam, in een schattig huisje dat praktisch ingericht was. We moesten onze schoenen uitdoen voor we binnengingen, mochten in huis niet roken en als we wilden douchen moesten we aan haar vragen om de boiler op te zetten en daar voegde ze dan telkens aan toe welke dingen we eerst moesten doen (eerst naar het toilet, dan tanden poetsen en dan douchen). We lieten het maar wat over ons heen komen. We gingen die avond nog sushi eten, in de waarschijnlijk hipste keet van de hele stad, waar ze een aantal flatscreens hadden hangen, waar sneeuwwitje op gespeeld werd, weliswaar zonder klank.
Op 26 mei (ondertussen vier dagen na het vervallen van onze paspoorten) gingen we naar het MID. Het gebouw stelde ons al direct enigszins teleur. Het was geen indrukwekkend sovjet-staatsgebouw, het was geen pronkerige reuzevilla, nee, het was gewoon een lelijke hoge building, klaar om afgebroken te worden. Na eerst een aantal formaliteiten te doorworstelen (briefjes ondertekenen, paspoortcontroles) mochten we naar boven, naar het gevreesde MID waar we, volgens Zep Honselaar, ene Manko moesten gaan zoeken. We werden van kamer naar kamer gestuurd en kregen enkel de assistent van Manko te zien. De assistent was een hoogstonvriendelijk man, die enkel wat in het Russisch brulde (Svens Russisch is niet van die aard dat hij dergelijke groffe taal kan verstaan) en ons behandelde als een stuk vuil. We konden uit zijn gewouwel verstaan dat we drie pasfoto's elks moesten geven, dat hij 150 dollar per man van ons wilde en dan ook nog een 600tal Roebels. Vervolgens werden we op een drafje buitengewerkt en stonden we weer op straat. De vermoeidheid sloeg bij ons beider toe. De verdere middag werd verder gevuld met verschrikkelijk slecht eten, slechte koffie en onvriendelijke diensters.
Er moest gerust worden. Bij Dina Fjodorovna werd de reisroute opnieuw bekeken en werd er even overwogen om toch naar Moskou te rijden. In Moskou zat Zep Honselaar immers... Maar ik wimpelde dat idee af. 2000 kilometer omrijden naar Moskou daar had ik de moed niet meer voor. Nee, het moest hier in Krasnodar afgemaakt worden...
We gingen in de namiddag op pad om de stomme opdrachten van de assistent van Manko te vervullen. Na een telefoontje van Zep kregen we opnieuw wat moed en volbrachten we de volledige taak. Dollars, foto's, Roebels... Bij het MID werd ons ditmaal al veel vriendelijker (na het zien van dollars?) medegedeeld dat we de volgende ochtend moesten terugkomen en dat onze visa dan in orde gemaakt zouden worden.
Na weer een nachtje bij Dina, kwamen we voor de laatste keer in het MID. Iets voor de middag hadden we onze visa, vol stempels, en met de nieuwe foto's, en waren we onze dollars weer kwijt. We konden weg. Ik wilde niets liever dan de stad uit, het land uit. Na enkele glaasjes Kvas (een soort nationale limonade) vertrokken we en reden we tot in Taganrog (nog steeds Rusland)...
Monday, May 30, 2005
Saturday, May 28, 2005
De terugkeer naar Kertch en de grensproblemen
We beslisten die ochtend om het plan Georgie min of meer los te laten. De wens om Tblisi te halen mocht mocht niet ten koste van ons leven gaan. Tblisi, graag! Maar niet tegen elke prijs. We moesten nu gewoon zo snel mogelijk Rusland trachten te verlaten. Terugkeren naar Kertch, weer dag slingeren door de bergen, ik had er niet echt zin in. Een andere mogelijkheid was in Sochi, de boot naar Georgie te nemen, of ineens naar Turkije. We reden het eerste stuk door de bergen terug en probeerden in de haven van Sochi een boot te vinden. Er was een boot naar Batumi (Georgie) en naar Trabzon (Turkije), maar wel voor de prijs van 300 euro. We liepen de hele stad plat voor bankcontacten, en toen eindelijk het geld vergaard was werd ons verteld dat er die dag geen boten meer vertrokken. We moesten terug naar Novorossisk, en, met andere woorden, de hele bergrit opnieuw doen. We vonden bij het vallen van de avond een kleine camping met een betoverend uitzicht en een lapje grond en sappig gras. Ik sliep als een roos.
De volgende dag reden we verder terug en het rijden lukte wonderwel. Dodelijk traag en behoorlijk gevaarlijk maar het lukte.
Ook in Novorossisk bleken er geen boten te zijn die ons voor een redelijke prijs over de grens konden brengen en dus zat er niks anders op om in Kertch weer de veerboot op te springen en terug naar Oekraine te gaan. We vonden het eigenlijk een prima plan. Oekraine is gastvrij, wondermooi en visa zijn er niet meer nodig van mei tot september. Toen we in Kertch aankwamen, duurde het nog enkele uren voordat we een ticket bemachtigd hadden voor de boot en naar de grenspost mochten. Ik was bijlange nog niet op mijn plooi toen ik terug in Kertch aankwam en verlangde ondertussen sterk naar een paar dagen volledige rust. Een grasveldje met een klein waterke, geen verkeer, geen drukte, alleen maar slapen en met mijn tenen wiebelen...
Maar de douane had andere plannen met ons.
Omdat we verlopen visa hadden mochten we de grens niet over. Absoluut onmogelijk. Toen ik doorhad dat we die dag niet konden terugkeren, belden we de ambassade en begon de lange discussie met de plaatselijke soldaatjes.
De Belgische ambassade leek nog uit een winterslaap te moeten komen, want er werd me verteld dat we dan maar naar Moskou moesten komen voor nieuwe visa. Pas na twee drie telefoons werd onze assistent van de ambassadeur een beetje wakker, en begon ook zijn euiro te vallen dat we eigenlijk stevig in de problemen zaten. Sven en ik hadden verwacht dat ze ons een boete zouden laten betalen aan de grens voor ons onwettig verblijf, maar we mochten het land niet verlaten en moesten eerst nieuwe visa kopen...
De dichtsbijzijnde plek om dat te doen bleek Krasnodar, wederom dieper Rusland in, een stad met een afdeling van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Telefoons met Belgie en de ambassade, konden ons iets geruststellen en we besloten alle miserie even van ons af te spoelen door een duik in de Zee van Azov, aan een prachtig strandje.
We overnachtten in Temrioek, in een veel te duur hotel voor dergelijk boerengat. En de volgende ochtend begon de reis naar Krasnodar...
De volgende dag reden we verder terug en het rijden lukte wonderwel. Dodelijk traag en behoorlijk gevaarlijk maar het lukte.
Ook in Novorossisk bleken er geen boten te zijn die ons voor een redelijke prijs over de grens konden brengen en dus zat er niks anders op om in Kertch weer de veerboot op te springen en terug naar Oekraine te gaan. We vonden het eigenlijk een prima plan. Oekraine is gastvrij, wondermooi en visa zijn er niet meer nodig van mei tot september. Toen we in Kertch aankwamen, duurde het nog enkele uren voordat we een ticket bemachtigd hadden voor de boot en naar de grenspost mochten. Ik was bijlange nog niet op mijn plooi toen ik terug in Kertch aankwam en verlangde ondertussen sterk naar een paar dagen volledige rust. Een grasveldje met een klein waterke, geen verkeer, geen drukte, alleen maar slapen en met mijn tenen wiebelen...
Maar de douane had andere plannen met ons.
Omdat we verlopen visa hadden mochten we de grens niet over. Absoluut onmogelijk. Toen ik doorhad dat we die dag niet konden terugkeren, belden we de ambassade en begon de lange discussie met de plaatselijke soldaatjes.
De Belgische ambassade leek nog uit een winterslaap te moeten komen, want er werd me verteld dat we dan maar naar Moskou moesten komen voor nieuwe visa. Pas na twee drie telefoons werd onze assistent van de ambassadeur een beetje wakker, en begon ook zijn euiro te vallen dat we eigenlijk stevig in de problemen zaten. Sven en ik hadden verwacht dat ze ons een boete zouden laten betalen aan de grens voor ons onwettig verblijf, maar we mochten het land niet verlaten en moesten eerst nieuwe visa kopen...
De dichtsbijzijnde plek om dat te doen bleek Krasnodar, wederom dieper Rusland in, een stad met een afdeling van het Ministerie van Buitenlandse Zaken. Telefoons met Belgie en de ambassade, konden ons iets geruststellen en we besloten alle miserie even van ons af te spoelen door een duik in de Zee van Azov, aan een prachtig strandje.
We overnachtten in Temrioek, in een veel te duur hotel voor dergelijk boerengat. En de volgende ochtend begon de reis naar Krasnodar...
Kertch, Port Kavkaz en de rit naar Adler
We reden die nacht niet tot in Kertch. We sliepen aan een benzinestation in de auto en vertrokken terug om zeven uur 's morgens. We hadden haast. Onze transitvisa voor Rusland waren slechts drie dagen geldig; 20, 21 en 22 mei, en we gingen de grens pas de 22ste over. De veerboot en de douanepostjes verliepen redelijk vlot. Op de boot, beseften we dat het moeilijk werd om nu nog terug te keren. We moesten op 1 dag naar Georgie, door Rusland.
Aan Port Kavkas, de grens met Rusland bleek het noodzakelijk om een autoverzekering te nemen, te betalen met Russische roebels, die we niet in ons bezit hadden. Sven op zoek naar een wisselkantoor, terwijl ik een stapel papieren moest ondertekenen en probeerde om toch een basiscommunicatie te onderhouden met de dames van dienst. Pas een uur of twee later verscheen Sven weer, met de nodige roebels en konden we eindelijk vertrekken. Het was ongeveer twee uur 's middags, de auto was weer binnenstebuiten gekeerd, we waren nog redelijk fris en optimistisch. We schatten de afstand tussen Port Kavkaz en Abchazie op een kleine driehonderd kilometer, en dat leek haalbaar.
Maar we maakten een redelijk groffe vergissing daar. In het begin verliep alles nog vlot. De auto bolde lekker, de wegen waren goed, en Novorossisk - de eerste grote stad - naderde snel. Maar na Novorossisk beginnen de uitlopers van de Kaukasus en groeien de bergen aan een stevig tempo. Hoe verder we reden hoe meer de weg begonm te kronkelen in haarspeldbochten. De gemiddelde snelheid viel terug tot 40 a 50 kilometer per uur en de ingeschatte driehonderd kilometer bleken er al gauw een dikke zeshonderd te zijn.
Ik reed de hele dag. We voelden alletwee de stress van onze visa. Als we de grens niet tijdig haalden, hadden we problemen.
Geloof me: een hele dag door de bergen, met weinig rij-ervaring, met stress en veel te weinig slaap - het werd hoe langer hoe moeilijker voor me en ook hoe langer hoe verschrikkelijker. Ik werd misselijk van alle bochten en toen de avond viel, werd rijden bijna onmogelijk. Ik bleef nochtans rijden tot aan de grens. In Adler aangekomen, rond half twaalf 's nachts, bleek de grens niet zo eenvoudig te vinden en iedereen reed er aan hoge snelheden. Ik kon de weg nog nauwelijks zien, verwarde links met rechts, en mijn handen trilden. Sven ging aan een taxichauffeur vragen of hij voor ons kon rijden tot aan de grens, en zo arriveerden we aan de Abchazische grens om 5 voor 12.
De douane daar meldde ons - gelukkig erg vriendelijk - dat de grens gesloten was... Door politieke omstandigheden was het onmogelijk om de grens over te steken. Niemand kon erdoor, niet te voet en niet met de auto. We stonden in Adler, ons visum verliep en ik stond bijna staande te slapen.
In Adler, enkele kilometers weg van de grens, stortte ik in. Ik blafte Sven af, en barste in huilen uit. Ik durfde onmogelijk nog verder te rijden. Sinds het ongeluk rijd ik een pak minder zeker, en ik was compleet op.
We stapten dus uit, riepen een taxi en lieten ons naar een goedkoop hotel brengen. Nu ik het opschrijf lijkt het allemaal redelijk eenvoudig, maar daar op dat moment was ik compleet wanhopig, en blokkeerde mijn verstand.
Sven regelde het hotel voor een spotprijs terwijl ik in de gang stond te wenen.
Pas de volgende ochtend, na een beetje slaap, begon mijn hoofd weer wat te werken...
Aan Port Kavkas, de grens met Rusland bleek het noodzakelijk om een autoverzekering te nemen, te betalen met Russische roebels, die we niet in ons bezit hadden. Sven op zoek naar een wisselkantoor, terwijl ik een stapel papieren moest ondertekenen en probeerde om toch een basiscommunicatie te onderhouden met de dames van dienst. Pas een uur of twee later verscheen Sven weer, met de nodige roebels en konden we eindelijk vertrekken. Het was ongeveer twee uur 's middags, de auto was weer binnenstebuiten gekeerd, we waren nog redelijk fris en optimistisch. We schatten de afstand tussen Port Kavkaz en Abchazie op een kleine driehonderd kilometer, en dat leek haalbaar.
Maar we maakten een redelijk groffe vergissing daar. In het begin verliep alles nog vlot. De auto bolde lekker, de wegen waren goed, en Novorossisk - de eerste grote stad - naderde snel. Maar na Novorossisk beginnen de uitlopers van de Kaukasus en groeien de bergen aan een stevig tempo. Hoe verder we reden hoe meer de weg begonm te kronkelen in haarspeldbochten. De gemiddelde snelheid viel terug tot 40 a 50 kilometer per uur en de ingeschatte driehonderd kilometer bleken er al gauw een dikke zeshonderd te zijn.
Ik reed de hele dag. We voelden alletwee de stress van onze visa. Als we de grens niet tijdig haalden, hadden we problemen.
Geloof me: een hele dag door de bergen, met weinig rij-ervaring, met stress en veel te weinig slaap - het werd hoe langer hoe moeilijker voor me en ook hoe langer hoe verschrikkelijker. Ik werd misselijk van alle bochten en toen de avond viel, werd rijden bijna onmogelijk. Ik bleef nochtans rijden tot aan de grens. In Adler aangekomen, rond half twaalf 's nachts, bleek de grens niet zo eenvoudig te vinden en iedereen reed er aan hoge snelheden. Ik kon de weg nog nauwelijks zien, verwarde links met rechts, en mijn handen trilden. Sven ging aan een taxichauffeur vragen of hij voor ons kon rijden tot aan de grens, en zo arriveerden we aan de Abchazische grens om 5 voor 12.
De douane daar meldde ons - gelukkig erg vriendelijk - dat de grens gesloten was... Door politieke omstandigheden was het onmogelijk om de grens over te steken. Niemand kon erdoor, niet te voet en niet met de auto. We stonden in Adler, ons visum verliep en ik stond bijna staande te slapen.
In Adler, enkele kilometers weg van de grens, stortte ik in. Ik blafte Sven af, en barste in huilen uit. Ik durfde onmogelijk nog verder te rijden. Sinds het ongeluk rijd ik een pak minder zeker, en ik was compleet op.
We stapten dus uit, riepen een taxi en lieten ons naar een goedkoop hotel brengen. Nu ik het opschrijf lijkt het allemaal redelijk eenvoudig, maar daar op dat moment was ik compleet wanhopig, en blokkeerde mijn verstand.
Sven regelde het hotel voor een spotprijs terwijl ik in de gang stond te wenen.
Pas de volgende ochtend, na een beetje slaap, begon mijn hoofd weer wat te werken...
Vova en Jalta
Het is weer een tijd geleden dat ik de weblog nog kon aanvullen, en ondertussen is er weer veel gebeurd. Ik ga proberen om het toch nog netjes in volgorde te krijgen...
De titel is ditmaal Vova, geen stadje, maar een persoon...
Vova is de persoon waar we tegenop zijn gebotst met de auto. Vova is een Oekraiense bus-chauffeur die, nadat we de schade aan zijn auto betaald hadden, bereid was ons te helpen. We hadden niemand beter kunnen uitzoeken om mee te botsen, want Vova is een onvergetelijk individu, een standbeeld waardig.
De dag na het ongeluk kwam hij ons om tien uur 's morgens met de bus ophalen om rond te rijden in Simferopol op zoek naar nieuwe onderdelen voor de auto. Hij reed naar zowat iedere zaak in de hele stad om prijzen te vergelijken, catalogussen in te zien, telefoons te doen enz. Sven moest iedere keer mee, ik bleef in de bus zitten.
In totaal zijn we een vijftal dagen in Simferopol geweest en Vova heeft ervoor gezorgd dat het eigenlijk een fantastische ervaring is geworden. Behalve dagen met ons rond te rijden voor de auto, wilde hij niet dat we ons verveelden en kregen we soms vrijaf voor bijvoorbeeld een dag in Jalta.
Jalta is een klein kuststadje op Crimea, een 80 kilometer van Simferopol, makkelijk bereikbaar met een klein busje. We hebben daar voor het eerst in de Zwarte Zee gezwommen. Na een uurtje strand kwam er op enkele minuten wel een reusachtige wolk uit de zee die de hele stad in een nevel wikkelde, maar het bleef warm en Jalta werd er ook niet minder aantrekkelijk door.
Uren dwalend door de prachtige stad gedwaald, op zoek naar het museum van Tsjechov, hebben we de sfeer van de stad goed kunnen opsnuiven. Qua ruimtelijke ordening is het een bevreemdende stad, de huizen kriskras door elkaar, op verschillende hoogtes, gestut en soms half ingestort, schattige voetpaden en ongelofelijk groen, met bovendien ook veel palmbomen...
De volgende dag moesten we echter weer op pad met Vova, die voor ons weer een hele route had uitgestippeld om de auto zo snel mogelijk de baan weer op te krijgen... Vova dacht altijd aan alles en offerde vijf dagen op om ons te helpen. Hij bracht ons nog tweemaal naar Mikelaivka, een ander dorpje op Krim, waar zijn buslijn loopt, en zorgde er wonderwel voor dat we de nacht van de 21ste weer konden vertrekken. Onze bumper was gerepareerd (door een echte bumperreparateur die, geholpen door Vova, zijn avondeten moest overslaan om ons zo snel mogelijk te laten vertrekken), er stond een nieuwe vleugel in Nadjezjda (oorspronkelijk een rode, maar Vova zorgde ervoor dat die nog geverfd werd - dat het niet exact dezelfde kleur was zat hem wel wat dwars), een nieuwe koplamp, de pinkers werkten (om half twaalf 's nachts stond er nog een hele bende en een Vova rond de auto om dat op te lossen). Vova reed ons de stad uit tot we op de goede baan zaten naar Kertch, voor de oversteek naar Rusland per veerboot...
De titel is ditmaal Vova, geen stadje, maar een persoon...
Vova is de persoon waar we tegenop zijn gebotst met de auto. Vova is een Oekraiense bus-chauffeur die, nadat we de schade aan zijn auto betaald hadden, bereid was ons te helpen. We hadden niemand beter kunnen uitzoeken om mee te botsen, want Vova is een onvergetelijk individu, een standbeeld waardig.
De dag na het ongeluk kwam hij ons om tien uur 's morgens met de bus ophalen om rond te rijden in Simferopol op zoek naar nieuwe onderdelen voor de auto. Hij reed naar zowat iedere zaak in de hele stad om prijzen te vergelijken, catalogussen in te zien, telefoons te doen enz. Sven moest iedere keer mee, ik bleef in de bus zitten.
In totaal zijn we een vijftal dagen in Simferopol geweest en Vova heeft ervoor gezorgd dat het eigenlijk een fantastische ervaring is geworden. Behalve dagen met ons rond te rijden voor de auto, wilde hij niet dat we ons verveelden en kregen we soms vrijaf voor bijvoorbeeld een dag in Jalta.
Jalta is een klein kuststadje op Crimea, een 80 kilometer van Simferopol, makkelijk bereikbaar met een klein busje. We hebben daar voor het eerst in de Zwarte Zee gezwommen. Na een uurtje strand kwam er op enkele minuten wel een reusachtige wolk uit de zee die de hele stad in een nevel wikkelde, maar het bleef warm en Jalta werd er ook niet minder aantrekkelijk door.
Uren dwalend door de prachtige stad gedwaald, op zoek naar het museum van Tsjechov, hebben we de sfeer van de stad goed kunnen opsnuiven. Qua ruimtelijke ordening is het een bevreemdende stad, de huizen kriskras door elkaar, op verschillende hoogtes, gestut en soms half ingestort, schattige voetpaden en ongelofelijk groen, met bovendien ook veel palmbomen...
De volgende dag moesten we echter weer op pad met Vova, die voor ons weer een hele route had uitgestippeld om de auto zo snel mogelijk de baan weer op te krijgen... Vova dacht altijd aan alles en offerde vijf dagen op om ons te helpen. Hij bracht ons nog tweemaal naar Mikelaivka, een ander dorpje op Krim, waar zijn buslijn loopt, en zorgde er wonderwel voor dat we de nacht van de 21ste weer konden vertrekken. Onze bumper was gerepareerd (door een echte bumperreparateur die, geholpen door Vova, zijn avondeten moest overslaan om ons zo snel mogelijk te laten vertrekken), er stond een nieuwe vleugel in Nadjezjda (oorspronkelijk een rode, maar Vova zorgde ervoor dat die nog geverfd werd - dat het niet exact dezelfde kleur was zat hem wel wat dwars), een nieuwe koplamp, de pinkers werkten (om half twaalf 's nachts stond er nog een hele bende en een Vova rond de auto om dat op te lossen). Vova reed ons de stad uit tot we op de goede baan zaten naar Kertch, voor de oversteek naar Rusland per veerboot...
Wednesday, May 18, 2005
Odessa en Krim
Ziezo, hier zijn we weer...
In Odessa hadden we wat moeite om op dreef te geraken die eerste dag. We kochten een totaal verouderd stadsplan, met straatnamen die nog uit de sovjettijd stamden en de maaltijden liepen volledig in het honderd (eerst kregen we hoofdgerechten en dan voorgerechten, drank nadien, enz), we verdwaalden, parkeerden de auto voor een politiebureau waar we niet mochten staan, we hadden een telefoonnummer van een NA-lid, maar die kregen we niet te pakken via de telefooncellen, enz. Ik had een adres van een NA-meeting en we probeerden daar te geraken, maar we vonden alleen een meubelwinkel waar ze nog nooit van NA gehoord hadden. Huisnummers hebben ze ook niet echt en dus hebben we de NA-connectie maar met de gsm gebeld. Sasha bleek een beetje een dwazige persoonlijkheid maar wist ons wel tot aan de meeting te brengen... De meeting was weer een hele ervaring. Een donker keldertje in een vervallen gebouw; een man of acht die de voor mij o zo herkenbare NA-sfeer uitademden. Op de meeting zat een vrouw, Kristina, die vlot engels sprak en zij was van het eerste ogenblik vastbesloten om ons te helpen. Na de meeting werden we in een auto gestoken en konden we Nadjezjda ophalen. Kristina, een ware energiebom, loodste ons binnen in hotel Passage. Een hotel vol vervallen glorie. In de jaren 50 moet het een waar paleis geweest zijn, maar alles is sindsdien blijkbaar krak gebleven zoals het was. De telefoon, de televisie, de lakens en de bedden, het bad en de tapijten; alles onveranderd. Nadjezjda kon voor de deur geparkeerd worden voor een paar hrivna en Kristina bezorgde ons nog haar telefoonnummer...
We bleven twee nachten in Odessa. Een heerlijke stad. Overzichtelijk en groen. Een stad waarin wonen heel geloofwaardig lijkt. Veel vervallen, maar prachtige gebouwen en ze hebben een ongelofelijk prachtig museum, waar Sven en ik vlot drie uur in vertoefden. Onder Odessa liggen kilometers lange catacomben - de volledige stad is ondergraven met een indrukwekkend gangenstelsel en dreigt ook te verzakken - waarvan we een klein stuikje te zien kregen onder het museum...
We probeerden Kristina nog te bereiken, maar we hebben uiteindelijk niks meer gehoord van de NA-mensjes. We vertrokken de ochtend van de 16de uit Odessa. We wilden die dag heel het Krim doorrijden, tot aan Yalta, een erg lange rit...
We hebben de hele dag gereden. Hoewel Krim een autonome staat is hadden we geen problemen met de grens over te geraken. Rond een uur of zes wilden we voorbij de hoofdstad van Crimea rijden, maar daar sloeg het noodlot toe. Ik maakte een stevige inschattingsfout ivm het verkeer. Ik ramde een lokaal busje aan redelijke snelheid in de zijkant. Sven en ik bleven wonderwel volledig ongedeerd, en de schade aan de bus bleek ook nogal overzichtelijk. Maar Nadjezjda was er erger aan toe. De volledige rechtervoorvleugel, het wiel en de koplampen was volledig weggeblazen door de klap en we stonden daar midden op de baan...
Gelukkig werd er geen politie bijgehaald en begonnen de onderhandelingen over de schade aan de bus. Sven reed weg met een van de Oekrainers om het afgesproken bedrag af te halen van een bankcontact, terwijl ik met een van de andere het wiel probeerde te vervangen. Nadjezjda kon blijkbaar nog rijden (de motor hoogstwaarschijnlijk niet te erg beschadigd) en de aangeredenen brachten ons een plek waar we de auto konden zetten. Ik stortte toen compleet in. Ik heb de hele avond geweend. Een van de mannen Vova, breacht ons naar een goedkoop hotel en Sven probeerde in zijn beste Russisch wat te communiceren.
De volgende ochtend stond Vova ons om tien uur op te wachten om een hele trip door de stad te maken, op zoek naar de goedkoopste en snelste garagist, die een vleugel in voorraad had of kon bestellen. Vova is een redelijk jonge gast met een boel gouden tanden, die ons op zeer vanzelfsprekende wijze blijkt te willen helpen. Sven en Vova stapten de hele dag in en uit de bus om te onderhandelen, terwijl ik in de bus bleef wachten. Tegen de avond waren wij uitgeput, maar er was een vleugel besteld en de reparatie zou spoedig gedaan kunnen worden.
We checkten weer in in een ander goedkoop hotel en kropen vroeg in ons bed.
Ik ben een paar dagen stevig van de kaart geweest, terwijl Sven zich heel de tijd sterk hield en vooral ook heel lief was voor mij, en tegelijkertijd ook nog zinvolle gesprekken trachtte te voeren met Vova. Gisterenavond (we zijn nu de 18de) begon het gevoel van wanhoop bij ons twee wat weg te ebben en konden we stilaan weer wat lachen. De eerste ogenblikken dachten we dat de reis hier definitief gedaan zou zijn. Een blik op Ndjezjda was voldoende om die gedachte op te roepen. We weten niet of de reparatie zal lukken, en of Nadjezjda nog zal rijden, en zoja hoever dan nog, maar we willen doorgaan en we hopen Rusland nog tijdig te bereiken. We genieten ondertussen zoveel mogelijk van Simferopol - een mooie stad overigens en het is hier volop zomer - en we zullen deze reis met veel optimisme verderzetten. Zelfs al halen we Rusland niet, en moeten we verder met openbaar vervoer, we hebben nog heel wat weken voor ons liggen die we zeker zullen benutten om zoveel mogelijk te genieten...
In Odessa hadden we wat moeite om op dreef te geraken die eerste dag. We kochten een totaal verouderd stadsplan, met straatnamen die nog uit de sovjettijd stamden en de maaltijden liepen volledig in het honderd (eerst kregen we hoofdgerechten en dan voorgerechten, drank nadien, enz), we verdwaalden, parkeerden de auto voor een politiebureau waar we niet mochten staan, we hadden een telefoonnummer van een NA-lid, maar die kregen we niet te pakken via de telefooncellen, enz. Ik had een adres van een NA-meeting en we probeerden daar te geraken, maar we vonden alleen een meubelwinkel waar ze nog nooit van NA gehoord hadden. Huisnummers hebben ze ook niet echt en dus hebben we de NA-connectie maar met de gsm gebeld. Sasha bleek een beetje een dwazige persoonlijkheid maar wist ons wel tot aan de meeting te brengen... De meeting was weer een hele ervaring. Een donker keldertje in een vervallen gebouw; een man of acht die de voor mij o zo herkenbare NA-sfeer uitademden. Op de meeting zat een vrouw, Kristina, die vlot engels sprak en zij was van het eerste ogenblik vastbesloten om ons te helpen. Na de meeting werden we in een auto gestoken en konden we Nadjezjda ophalen. Kristina, een ware energiebom, loodste ons binnen in hotel Passage. Een hotel vol vervallen glorie. In de jaren 50 moet het een waar paleis geweest zijn, maar alles is sindsdien blijkbaar krak gebleven zoals het was. De telefoon, de televisie, de lakens en de bedden, het bad en de tapijten; alles onveranderd. Nadjezjda kon voor de deur geparkeerd worden voor een paar hrivna en Kristina bezorgde ons nog haar telefoonnummer...
We bleven twee nachten in Odessa. Een heerlijke stad. Overzichtelijk en groen. Een stad waarin wonen heel geloofwaardig lijkt. Veel vervallen, maar prachtige gebouwen en ze hebben een ongelofelijk prachtig museum, waar Sven en ik vlot drie uur in vertoefden. Onder Odessa liggen kilometers lange catacomben - de volledige stad is ondergraven met een indrukwekkend gangenstelsel en dreigt ook te verzakken - waarvan we een klein stuikje te zien kregen onder het museum...
We probeerden Kristina nog te bereiken, maar we hebben uiteindelijk niks meer gehoord van de NA-mensjes. We vertrokken de ochtend van de 16de uit Odessa. We wilden die dag heel het Krim doorrijden, tot aan Yalta, een erg lange rit...
We hebben de hele dag gereden. Hoewel Krim een autonome staat is hadden we geen problemen met de grens over te geraken. Rond een uur of zes wilden we voorbij de hoofdstad van Crimea rijden, maar daar sloeg het noodlot toe. Ik maakte een stevige inschattingsfout ivm het verkeer. Ik ramde een lokaal busje aan redelijke snelheid in de zijkant. Sven en ik bleven wonderwel volledig ongedeerd, en de schade aan de bus bleek ook nogal overzichtelijk. Maar Nadjezjda was er erger aan toe. De volledige rechtervoorvleugel, het wiel en de koplampen was volledig weggeblazen door de klap en we stonden daar midden op de baan...
Gelukkig werd er geen politie bijgehaald en begonnen de onderhandelingen over de schade aan de bus. Sven reed weg met een van de Oekrainers om het afgesproken bedrag af te halen van een bankcontact, terwijl ik met een van de andere het wiel probeerde te vervangen. Nadjezjda kon blijkbaar nog rijden (de motor hoogstwaarschijnlijk niet te erg beschadigd) en de aangeredenen brachten ons een plek waar we de auto konden zetten. Ik stortte toen compleet in. Ik heb de hele avond geweend. Een van de mannen Vova, breacht ons naar een goedkoop hotel en Sven probeerde in zijn beste Russisch wat te communiceren.
De volgende ochtend stond Vova ons om tien uur op te wachten om een hele trip door de stad te maken, op zoek naar de goedkoopste en snelste garagist, die een vleugel in voorraad had of kon bestellen. Vova is een redelijk jonge gast met een boel gouden tanden, die ons op zeer vanzelfsprekende wijze blijkt te willen helpen. Sven en Vova stapten de hele dag in en uit de bus om te onderhandelen, terwijl ik in de bus bleef wachten. Tegen de avond waren wij uitgeput, maar er was een vleugel besteld en de reparatie zou spoedig gedaan kunnen worden.
We checkten weer in in een ander goedkoop hotel en kropen vroeg in ons bed.
Ik ben een paar dagen stevig van de kaart geweest, terwijl Sven zich heel de tijd sterk hield en vooral ook heel lief was voor mij, en tegelijkertijd ook nog zinvolle gesprekken trachtte te voeren met Vova. Gisterenavond (we zijn nu de 18de) begon het gevoel van wanhoop bij ons twee wat weg te ebben en konden we stilaan weer wat lachen. De eerste ogenblikken dachten we dat de reis hier definitief gedaan zou zijn. Een blik op Ndjezjda was voldoende om die gedachte op te roepen. We weten niet of de reparatie zal lukken, en of Nadjezjda nog zal rijden, en zoja hoever dan nog, maar we willen doorgaan en we hopen Rusland nog tijdig te bereiken. We genieten ondertussen zoveel mogelijk van Simferopol - een mooie stad overigens en het is hier volop zomer - en we zullen deze reis met veel optimisme verderzetten. Zelfs al halen we Rusland niet, en moeten we verder met openbaar vervoer, we hebben nog heel wat weken voor ons liggen die we zeker zullen benutten om zoveel mogelijk te genieten...
Sunday, May 15, 2005
Zolochiv, Moldavie (Balti - Chisinau), en terug Oekraine (Odessa)
Tegen de avond strandden we in Zolochiv, een gat ergens in Oekraine, in de regen. Door de regen waren alle putten in de weg opgevuld met water en werd het rijden eigenlijk alleen maar moeilijker. We kozen ervoor om terug in een hotelletje in te checken. Een groot lelijk huis, met een armoedig kamertje en overal schimmel. We konden de auto achterlaten in een klein fabriekje, maar we moesten de volgende dag op tijd weg zijn, want overdag bleek de bouwvallige fabriek ook nog echt te functioneren. Bij het ochtendkrieken vertrokken we dus...
Vanaf toen bleken de wegen plotseling veel beter. We reden vlot tot aan de Moldavische grens. Het was kafkaiaans. Achtendertig loketjes, waar iedereen kleine papiertjes afstempelde, die dan inhet volgende loket met een ernstig gezicht werden bestudeerd en gekeurd, om ons dan terug te sturen naar het vorige loket. Het duurde een drietal uur en een aantal Lei (die we eerst moesten wisselen in een kantoortje) voor we het land binnenmochten.
Moldavie is ongetwijfeld prachtig en de hoofdwegen zijn er eigenlijk redelijk goed. De autostrade is eerder een belgische provinciale weg, maar na Oekraine was het een verademing. Tegen de avond was Chisinau nog redelijk ver weg, dus trokken we wederom naar een hotelletje. Ik had een volle dag gereden en kon wel wat rust gebruiken. In hotel Konsul sprak iemand een woordje duits (Moldaven hebben geen cyrillisch schrift), en konden we rustig slapen.
De volgende ochtend begon de reis naar de hoofdstad, Chisinau.
Het was verbazend hoe modern Chisinau is invergelijking met Lvov. Iedereen loopt er modern gekleed, met een arrogant gezicht en veel voorbijgestreefde westerse allures. Omdat we niet opnieuw in een hotel wilden slapen (we moeten toch wat op ons geld letten ook) zijn we in de namiddag doorgereden. We hoopten onderweg nog een camping te vinden aan de rand van de stad, maar dat bleek een plaatselijk kuuroord te zijn, waar we niet echt wilden blijven. De enige optie was doorrijden en zien waar we terecht zouden komen. Sven heeft zich op de reis al bewezen als een ware kaartlezer, hoeft maar een blik op een stadsplan te werpen en wandelt vervolgens fluitend van punt a naar b, zijn orientatiegevoel blijkt vrijwel onfeilbaar, maar die avond slaagden we er toch in om te verdwalen op de Moldaafse wegen. Er staat dan ook nergens een bord of een aanduiding. De talloze koeien (meestal hangt er ook nog een boer of boerin aan vast) aan de rand van de weg geven weinig indicatie. De wegen zijn er belachelijk breed en er rijdt vrijwel niemand. Soms een fiets, hier en daar een voetganger of iemand met paard en kar. Als autostrade is het eigenlijk best gezellig. Kinderen hebben er reusachtige esplanades om op te spelen. We sliepen bij een minitankstation aan het einde van de wereld, met een schitterend uitzicht, in Nadjezjda... (Rudi, Nadjezjda bleek geen zin te hebben in een triootje)
's Ochtends bleek Sven een beetje een brombui opgelopen te hebben. Het uitzicht, noch mijn verwoedde pogingen om grapjes te maken, haalden iets uit. Na ettelijke paspoortcontroles arriveerden we aan de grens van Transdjenstrie. Een of andere dubieuze vredesmacht heeft daar kleine kazernes aan de rand van de weg, en gelukkig lieten die ons nog met rust. De miserie komt altijd vlak achter zo'n legerpostje. Daar stonden dan corrupte grijnzende venten. Om binnen te geraken viel het nog mee. We dronken zelfgemaakte koffie aan de kant van de weg en hingen onze kleren (die we de dag voordien in het hotel hadden gewassen) te drogen in de zon. De ware miserie kwam aan de grens tussen Transdnjestrie (Moldavie) en Oekraine. Weer een berg loketten en een hoop mannen in uniform, aanvankelijk vriendelijk lachend, maar ze liepen allemaal weg met ofwel een paspoort, ofwel de autopapieren en dan was de volgende er al om ons te vragen achter de papieren die we aan de vorige hadden afgegeven. Op een gegeven moment waren onze papieren verspreid over drie verschillende loketten, met mannen die weigerden om met elkaar te comminuceren en was Sven met zijn Russich de wanhoop nabij. Na overal wat steekpenningen achter te laten (we hebben zelfs een keer in dollars betaald, die we konden wisselen in een lucratief wisslekantoortj) raakten we eindelijk door de grenspost. En daart waren de Oekrainers al... Gelukkig zijn de Oekrainers rechter door zee dan de Moldaven. Zij keerden onze auto binnenstebuiten (ieder zakje moest open, ook luciferdoosjes werden aandachtig gecontroleerd, er werd onder de auto gekeken en ons traangas werd met de glimlach goedbevonden), maar ze hoefden geen geld... Sven begon ook stilaan aan een opfleurpoging. Het was een plezier om terug met Oekrainers in contact te komen...
We reden in een trek door naar Odessa. De wegen waren veel beter dan het eerste stuk Oekraine en ik moet zeggen dat ik tot hier toe nog altijd met heel veel plezier auto rijd. Het is soms zwaar en in de steden is het soms verschrikkelijk moeilijk, maar al bij al amuseer ik mij.
Odessa beviel ons van het eerste moment. De details volgen een volgende keer...
Vanaf toen bleken de wegen plotseling veel beter. We reden vlot tot aan de Moldavische grens. Het was kafkaiaans. Achtendertig loketjes, waar iedereen kleine papiertjes afstempelde, die dan inhet volgende loket met een ernstig gezicht werden bestudeerd en gekeurd, om ons dan terug te sturen naar het vorige loket. Het duurde een drietal uur en een aantal Lei (die we eerst moesten wisselen in een kantoortje) voor we het land binnenmochten.
Moldavie is ongetwijfeld prachtig en de hoofdwegen zijn er eigenlijk redelijk goed. De autostrade is eerder een belgische provinciale weg, maar na Oekraine was het een verademing. Tegen de avond was Chisinau nog redelijk ver weg, dus trokken we wederom naar een hotelletje. Ik had een volle dag gereden en kon wel wat rust gebruiken. In hotel Konsul sprak iemand een woordje duits (Moldaven hebben geen cyrillisch schrift), en konden we rustig slapen.
De volgende ochtend begon de reis naar de hoofdstad, Chisinau.
Het was verbazend hoe modern Chisinau is invergelijking met Lvov. Iedereen loopt er modern gekleed, met een arrogant gezicht en veel voorbijgestreefde westerse allures. Omdat we niet opnieuw in een hotel wilden slapen (we moeten toch wat op ons geld letten ook) zijn we in de namiddag doorgereden. We hoopten onderweg nog een camping te vinden aan de rand van de stad, maar dat bleek een plaatselijk kuuroord te zijn, waar we niet echt wilden blijven. De enige optie was doorrijden en zien waar we terecht zouden komen. Sven heeft zich op de reis al bewezen als een ware kaartlezer, hoeft maar een blik op een stadsplan te werpen en wandelt vervolgens fluitend van punt a naar b, zijn orientatiegevoel blijkt vrijwel onfeilbaar, maar die avond slaagden we er toch in om te verdwalen op de Moldaafse wegen. Er staat dan ook nergens een bord of een aanduiding. De talloze koeien (meestal hangt er ook nog een boer of boerin aan vast) aan de rand van de weg geven weinig indicatie. De wegen zijn er belachelijk breed en er rijdt vrijwel niemand. Soms een fiets, hier en daar een voetganger of iemand met paard en kar. Als autostrade is het eigenlijk best gezellig. Kinderen hebben er reusachtige esplanades om op te spelen. We sliepen bij een minitankstation aan het einde van de wereld, met een schitterend uitzicht, in Nadjezjda... (Rudi, Nadjezjda bleek geen zin te hebben in een triootje)
's Ochtends bleek Sven een beetje een brombui opgelopen te hebben. Het uitzicht, noch mijn verwoedde pogingen om grapjes te maken, haalden iets uit. Na ettelijke paspoortcontroles arriveerden we aan de grens van Transdjenstrie. Een of andere dubieuze vredesmacht heeft daar kleine kazernes aan de rand van de weg, en gelukkig lieten die ons nog met rust. De miserie komt altijd vlak achter zo'n legerpostje. Daar stonden dan corrupte grijnzende venten. Om binnen te geraken viel het nog mee. We dronken zelfgemaakte koffie aan de kant van de weg en hingen onze kleren (die we de dag voordien in het hotel hadden gewassen) te drogen in de zon. De ware miserie kwam aan de grens tussen Transdnjestrie (Moldavie) en Oekraine. Weer een berg loketten en een hoop mannen in uniform, aanvankelijk vriendelijk lachend, maar ze liepen allemaal weg met ofwel een paspoort, ofwel de autopapieren en dan was de volgende er al om ons te vragen achter de papieren die we aan de vorige hadden afgegeven. Op een gegeven moment waren onze papieren verspreid over drie verschillende loketten, met mannen die weigerden om met elkaar te comminuceren en was Sven met zijn Russich de wanhoop nabij. Na overal wat steekpenningen achter te laten (we hebben zelfs een keer in dollars betaald, die we konden wisselen in een lucratief wisslekantoortj) raakten we eindelijk door de grenspost. En daart waren de Oekrainers al... Gelukkig zijn de Oekrainers rechter door zee dan de Moldaven. Zij keerden onze auto binnenstebuiten (ieder zakje moest open, ook luciferdoosjes werden aandachtig gecontroleerd, er werd onder de auto gekeken en ons traangas werd met de glimlach goedbevonden), maar ze hoefden geen geld... Sven begon ook stilaan aan een opfleurpoging. Het was een plezier om terug met Oekrainers in contact te komen...
We reden in een trek door naar Odessa. De wegen waren veel beter dan het eerste stuk Oekraine en ik moet zeggen dat ik tot hier toe nog altijd met heel veel plezier auto rijd. Het is soms zwaar en in de steden is het soms verschrikkelijk moeilijk, maar al bij al amuseer ik mij.
Odessa beviel ons van het eerste moment. De details volgen een volgende keer...
Krakow, Lvov
De vorige keer dat we inlogden op de blog hadden we nog maar een halve dag Krakow achter de rug, en daarom wordt er nu een deeltje van bijgevoegd. We hebben hoe langer hoe minder zin om de blog aan te vullen, maar we zien wel hoe ver we geraken...
In het heerlijke, maar op dat ogenblik erg regenachtige Krakow zijn Sven en ik naar een NA-meeting geweest (mijn eerste meeting sinds ons vertrek). Daar werden we heel erg hartelijk ontvangen door de plaatselijke verslaafden. Een van hen, met wie ik eerder via mail al contact had gehad, heeft ons bij hem thuis te slapen gelegd. Hij woont in een appartement van 17 m2, met zijn vriendin Anja en een reusachtige hond, Homer genaamd. Elke centimeter in het appartement was benut. We pasten er net met ons vijfjes in. De volgende dag werden we door de russisch sprekende Jan (ook een NA-lid) uitgenodigd om koffie te drinken. Er werden telefoonnummers en adressen uitgewisseld voor onze verdere reis, en er werden bovenal ook veel waarschuwingen geuit over de landen waar we naartoe zullen trekken...
We wilden Piotr, Anja en Homer niet nog eens een nacht met onze aanwezigheid belasten en dus besloten we, na een bezoek aan het erg vreemde kasteel Wawel, om op een camping te slapen aan de rand van Krakow. Sven begint ondertussen te wennen aan het slapen in tenten en verkiest die ook boven de auto. Het plafond van Nadjezjda wordt helemaal aangedampt als we erin slapen en we creeren dus eigenlijk regen binnenin de auto. Ik heb daar niks last van, maar Sven toch wel een beetje.
Na de schattige camping aan de rand van Krakow zijn we doorgereden naar de indrukwekkende zoutmijnen, een 15tal kilometer van Krakow. Het is een fantastische ervaring om te zien wat mijnwerkers met de zoutmijnen daar gedaan hebben op een diepte van 130 meter. Prachtige balzalen, kapellen en ongelofelijke sculpturen, allemaal in zout. (Mijn superlatieven geraken ondertussen ook bijna op.) Zout zout zout. Alles is er in zout gemaakt. Vloeren, trappen, poorten... Adembenemend.
Na de zoutmijnen hadden we alletwee een barstende hoofdpijn, maar we zijn toch doorgereden, richting Oekraine. Oekraine... We bereikten de grens bij valavond en ik was al steendoodkapot van het rijden. We stonden een tweetal uur in de rij en moesten een aantal formulieren invullen en vragen beantwoorden.Toen we het land uiteindelijk binnenreden was de nacht diepzwart en bleken de wegen praktisch onberijdbaar. Putten van makkelijk 20 cm diep, geen verlichting en ik begon een strijd tegen de vermoeidheid. De remmen van Ndjezjda zijn een paar keer serieus op de proef gesteld en dan zwijg ik nog over de vering... Sneller rijden dan 40 km per uur was onmogelijk.
Toen we Lvov binnenreden was ik op sterven na dood van vermoeidheid.
Sven sprak me voortdurend moed in, en regelde een hotel. Peperduur, sjiek en stijlloos, maar dat kon mij al lang niet meer schelen. De auto stond veilig en ik kreeg een bed.
Lvov bleek de volgende dag een uiterst vreemde stad. We moesten op tijd vertrekken uit het hotel met de auto en Lvov is onmogelijk om in te rijden. Het verkeer doet daar gewoon zijn zin, iedereen rijdt kriskras door elkaar, en parkeert zich met plezier midden op de straat. De wegen zijn volledig kapotgereden. Het asfalt golft er als wild water en om de putten te vermijden zwenkt iedereen van links naar rechts.
We parkeerden de auto bij iemand die er voor een paar Hrivna op lette. Sven begon vanaf dan ook alle landen, munteenheden en talen dooreen te gooien. We wisselen zo snel van land en munteenheid dat we er voorturdend ons hoofd moeten bijhouden.
Lvov is een sovjetstad. Arm, cyrillisch, toerisme vrijzel onbestaande, maar zeker een stad met veel potentie. Prachtige gebouwen, compleet vervallen. Maar zo ver weg van het Westen...
Op straat wordt alles verkocht. Er staan vrouwen met weegschalen en sigaretten. We zagen ook vrouwen die op straat nagels en vijzen verkochten... We hebben de ganse dag door de regen geploeterd, op zoek naar postkaartjes (vooral voor Koen en Suzy, want we hebben beloofd vanuit ieder land een postkaartje te sturen) en naar de post om die kaartjes te kunnen versturen...
We zijn dezelfde dag nog terug vertrokken. Het kon best wel eens een zware reis worden met zo'n slechte wegen...
In het heerlijke, maar op dat ogenblik erg regenachtige Krakow zijn Sven en ik naar een NA-meeting geweest (mijn eerste meeting sinds ons vertrek). Daar werden we heel erg hartelijk ontvangen door de plaatselijke verslaafden. Een van hen, met wie ik eerder via mail al contact had gehad, heeft ons bij hem thuis te slapen gelegd. Hij woont in een appartement van 17 m2, met zijn vriendin Anja en een reusachtige hond, Homer genaamd. Elke centimeter in het appartement was benut. We pasten er net met ons vijfjes in. De volgende dag werden we door de russisch sprekende Jan (ook een NA-lid) uitgenodigd om koffie te drinken. Er werden telefoonnummers en adressen uitgewisseld voor onze verdere reis, en er werden bovenal ook veel waarschuwingen geuit over de landen waar we naartoe zullen trekken...
We wilden Piotr, Anja en Homer niet nog eens een nacht met onze aanwezigheid belasten en dus besloten we, na een bezoek aan het erg vreemde kasteel Wawel, om op een camping te slapen aan de rand van Krakow. Sven begint ondertussen te wennen aan het slapen in tenten en verkiest die ook boven de auto. Het plafond van Nadjezjda wordt helemaal aangedampt als we erin slapen en we creeren dus eigenlijk regen binnenin de auto. Ik heb daar niks last van, maar Sven toch wel een beetje.
Na de schattige camping aan de rand van Krakow zijn we doorgereden naar de indrukwekkende zoutmijnen, een 15tal kilometer van Krakow. Het is een fantastische ervaring om te zien wat mijnwerkers met de zoutmijnen daar gedaan hebben op een diepte van 130 meter. Prachtige balzalen, kapellen en ongelofelijke sculpturen, allemaal in zout. (Mijn superlatieven geraken ondertussen ook bijna op.) Zout zout zout. Alles is er in zout gemaakt. Vloeren, trappen, poorten... Adembenemend.
Na de zoutmijnen hadden we alletwee een barstende hoofdpijn, maar we zijn toch doorgereden, richting Oekraine. Oekraine... We bereikten de grens bij valavond en ik was al steendoodkapot van het rijden. We stonden een tweetal uur in de rij en moesten een aantal formulieren invullen en vragen beantwoorden.Toen we het land uiteindelijk binnenreden was de nacht diepzwart en bleken de wegen praktisch onberijdbaar. Putten van makkelijk 20 cm diep, geen verlichting en ik begon een strijd tegen de vermoeidheid. De remmen van Ndjezjda zijn een paar keer serieus op de proef gesteld en dan zwijg ik nog over de vering... Sneller rijden dan 40 km per uur was onmogelijk.
Toen we Lvov binnenreden was ik op sterven na dood van vermoeidheid.
Sven sprak me voortdurend moed in, en regelde een hotel. Peperduur, sjiek en stijlloos, maar dat kon mij al lang niet meer schelen. De auto stond veilig en ik kreeg een bed.
Lvov bleek de volgende dag een uiterst vreemde stad. We moesten op tijd vertrekken uit het hotel met de auto en Lvov is onmogelijk om in te rijden. Het verkeer doet daar gewoon zijn zin, iedereen rijdt kriskras door elkaar, en parkeert zich met plezier midden op de straat. De wegen zijn volledig kapotgereden. Het asfalt golft er als wild water en om de putten te vermijden zwenkt iedereen van links naar rechts.
We parkeerden de auto bij iemand die er voor een paar Hrivna op lette. Sven begon vanaf dan ook alle landen, munteenheden en talen dooreen te gooien. We wisselen zo snel van land en munteenheid dat we er voorturdend ons hoofd moeten bijhouden.
Lvov is een sovjetstad. Arm, cyrillisch, toerisme vrijzel onbestaande, maar zeker een stad met veel potentie. Prachtige gebouwen, compleet vervallen. Maar zo ver weg van het Westen...
Op straat wordt alles verkocht. Er staan vrouwen met weegschalen en sigaretten. We zagen ook vrouwen die op straat nagels en vijzen verkochten... We hebben de ganse dag door de regen geploeterd, op zoek naar postkaartjes (vooral voor Koen en Suzy, want we hebben beloofd vanuit ieder land een postkaartje te sturen) en naar de post om die kaartjes te kunnen versturen...
We zijn dezelfde dag nog terug vertrokken. Het kon best wel eens een zware reis worden met zo'n slechte wegen...
Saturday, May 07, 2005
Kutna Hora, Brno, Krakow
Na enig overleg besloten we Praag iets vroeger te verlaten, om de drukte aldaar wat te mijden. Praag is een ongelofelijk mooie stad, maar de toeristen zijn er een ware plaag. We zijn doorgereden naar Kutna Hora, een klein stadje ten Oosten van Praag, waar een knekelhuis de voornaamste bezienswaardigheid is. We kwamen echter te laat aan waardoor we dat gemist hebben. Tot overmaat van ramp begon Nadjezda te puffen aan een van de achterremmen, wat vooral mij tot lichte wanhoop bracht. Na een maaltijd en een blitzbezoek aan de indrukwekkende gotische kerk met 3-delig dak, zijn we doorgereden naar Brno, alwaar we - in de volle duisternis onder een schitterende sterrenhemel- op een manege belandden. Daar was de plaatselijke jeugd heftig aan het feestvieren. De eigenaar liet ons in zijn wei de tent opzetten.
Sven besloot die nacht eens in een paniekflash te schieten en de lokale jeugd met traangas te bestormen, in de volle overtuiging dat we anders gelyncht zouden worden. Op de noen ontwaakten wij en schilderden enkele blauwkleurige hartjes op Nadjezjda. Vervolgens, na een halve nachtrust en een halve dagreis, trokken wij strijdlustig de Poolse grens over. Een teleurstelling wat betrof de papiercontrole. De Tsjechische douanier was nota bene vriendelijk
en de Poolse nergens te bespeuren... Over slechte wegen en door bergachtig gebied vlogen wij met een zuchtende Nadjezjda (haar rem zucht nog steeds) naar Krakow, waar ze weer een internetcafe bleken te hebben.
Sven besloot die nacht eens in een paniekflash te schieten en de lokale jeugd met traangas te bestormen, in de volle overtuiging dat we anders gelyncht zouden worden. Op de noen ontwaakten wij en schilderden enkele blauwkleurige hartjes op Nadjezjda. Vervolgens, na een halve nachtrust en een halve dagreis, trokken wij strijdlustig de Poolse grens over. Een teleurstelling wat betrof de papiercontrole. De Tsjechische douanier was nota bene vriendelijk
en de Poolse nergens te bespeuren... Over slechte wegen en door bergachtig gebied vlogen wij met een zuchtende Nadjezjda (haar rem zucht nog steeds) naar Krakow, waar ze weer een internetcafe bleken te hebben.
Thursday, May 05, 2005
eerste dagen - Dusseldorf, Kassel, Eisenach, Weimar, Karlova Vary en Praag
We zijn eerst gearriveerd in Dusseldorf, na een hele omweg, waar we Peter Rubsam ontmoet hebben, een beeldhouwer bij wie ik drie jaar gewoond heb in de jaren tachtig - ik was vier. We zijn vervolgens doorgereden naar Kassel, over heuvels. Nadjezjda - ons autootje - doet het geweldig. Diezelfde avond zijn we nog doorgereden naar Eisenach - donkere wegen, en heel geconcentreerd rijden - waar we bij de ingang van een camping in de auto hebben geslapen, Svens eerste contact met het minder luxueuze leven.
We zijn doorgereden naar Weimar waar we ondermeer het Nietzsche archief bezochten en het graf van Goethe. Heel tof stadje.
Tegen de avond staken we de grens over naar Tsjechie, waar ze mijn identiteitskaart al direct aan een strenge controle onderworpen met een loep en een ernstig gezicht.
Karlova Vary oogde bij nacht als een ware boevenstad waarvan het centrum onvindbaar bleek voor ons vermoeide reizigers. Sven vertoonde overigens ernstige symptomen van ziekte. Koorts, bleek en moedeloos. We sliepen op de parking van een mistroostig tankstation in de gietende regen - gelukkig wel in Nadjezjda.
Op de weg naar Praag, de volgende ochtend, sliep Sven zijn ziekte een beetje weg...
Aan de rand van Praag zochten we een camping en zette Sven zijn eerste tent op. Praag is indrukwekkend, maar erg toeristisch. Ze hebben er ook een internetcafé...
We zijn doorgereden naar Weimar waar we ondermeer het Nietzsche archief bezochten en het graf van Goethe. Heel tof stadje.
Tegen de avond staken we de grens over naar Tsjechie, waar ze mijn identiteitskaart al direct aan een strenge controle onderworpen met een loep en een ernstig gezicht.
Karlova Vary oogde bij nacht als een ware boevenstad waarvan het centrum onvindbaar bleek voor ons vermoeide reizigers. Sven vertoonde overigens ernstige symptomen van ziekte. Koorts, bleek en moedeloos. We sliepen op de parking van een mistroostig tankstation in de gietende regen - gelukkig wel in Nadjezjda.
Op de weg naar Praag, de volgende ochtend, sliep Sven zijn ziekte een beetje weg...
Aan de rand van Praag zochten we een camping en zette Sven zijn eerste tent op. Praag is indrukwekkend, maar erg toeristisch. Ze hebben er ook een internetcafé...
Subscribe to:
Posts (Atom)